Betekenis: een abnormale angst voor onweer, in het bijzonder voor donder(slagen).
Varianten: brontefobie; tonitrofobie.
een soort Koeterwaalsch maar dan anders
De deelverzameling onbekende woorden vormt een buitencategorie. Onbekendheid is immers een relatief begrip. De empirische toetsing wordt door redactieleden uitgevoerd in het dagelijks, maatschappelijk verkeer. Favoriete locaties zijn openbaar vervoer, wachtkamers, wachtrijen en andere plaatsen waar mensen samenkomen. Een mogelijk script voor deze enquête in het kort:
Mooi weer hè, meneer?
– Nou, zegt u dat wel!
Kent u het woord ‘petomaan’?
– Neen!
Ah, dan heeft u natuurlijk ook geen idee wat zo’n persoon doet voor de kost. Heeft u overigens onlangs nog «embrocatie» ondergaan?
Betekenis: een abnormale angst voor onweer, in het bijzonder voor donder(slagen).
Varianten: brontefobie; tonitrofobie.
Betekenis: botpit.
Betekenis: osteoïd osteoom.
Een goedaardige, maar wel pijnlijke aandoening.
Betekenis: vroegere benaming van de tirailleurs in het Franse leger.
Betekenis: tirailleur.
Betekenis: infanterist.
Van oorsprong de met een boog, steenwerper of met een vuurwapen bewapende lichte infanterist, beter bekend als de Engelse skirmisher. Van oudsher is de tirailleur onderdeel van een groter verband.
Betekenis: totaal gefossileerde hars; barnsteen.
Varianten: copal, kopaal.
Komt komt voor in de meeste tropische landen.
Betekenis: puntoog; bijoog; insectenpuntoog.
Een enkelvoudig oog dat bij talrijke diergroepen voorkomt.
Insecten hebben er in het basisplan van hun anatomie 3 op het voorhoofd, naast de samengestelde ogen (facetogen) waarmee de meeste soorten hun omgeving kunnen waarnemen.
Hoewel ze licht en donker kunnen onderscheiden zijn ze qua beeldvorming optisch zeer inferieur aan de samengestelde ogen; de functie ervan is in veel gevallen niet goed begrepen. De ocellen kunnen bij veel insecten ook ontbreken. Ook insectenlarven hebben soms ocellen.
Betekenis: internationale hulptaal (kunsttaal), waarvan de woordenschat geheel is afgeleid van die van bestaande Europese talen.
Een andere definitie van eurokloon is: een “monotone serie van hybride Teuto-Romaanse talen die eruitzien als een soort nep-Latijn bestrooid met fout gespeld Engels en Duits” (Kenneth Searight).
Betekenis: iemand die in het land is geboren van een inheemse moeder en een uitheemse vader.
Varianten: parnakkan; pranakan.