Betekenis: zeurkous; onaangenaam persoon; bedrieger; iemand zonder geld maar met veel praatjes; kale bluffer; armoedzaaier; arme man; vent van niks.
Varianten: nakkedikker; nakketikker; niksnakker; niksnaks.
Afgeleid van het Jiddische nakkedik (naakt, arm) en nakkedikker (arme man, vent van niks) dat weer afgeleid is van Middelhoogduitse nacketac (naaktheid).