Betekenis: duivel; sterke kerel; vechtersbaas; dolleman; drommel; reus; krijgsheld; lomperd.
Tag: Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal – C.H.Ph. Meijer (1919)
knibbel
wrijgen
Betekenis: kromgroeien; winden; overhellen.
knorf
Betekenis: bonk; knoop in een stengel; knobbel; klont; homp; kraakbeen.
Varianten: knurf (knobbel); knoest; kraakbeen; knobel; cnor of cnorre (knoest, kwast, kraakbeen); cnorsel (kraakbeen); cnotte of cnote (knoest); cnoes (kraakbeen); knirps; knarf.
Een knorfje vlees.
krang
Betekenis: verkeerd; achterstevoren; binnenstebuiten; tegendraads; eigenwijs; onlogisch; averechts.
Afgeleid van krengen (draaien).
Krang is een fictieve superschurk en een van de vaste antagonisten uit het Teenage Mutant Ninja Turtles universum.
boet
Betekenis: houten schuur; houten bijschuur.
Varianten: boede; boed; boei; boe; bot.
Op het waddeneiland Texel duidt de benaming vooral een kleine schuur aan die diende als opslag voor hooi en ander voer voor de schapen. Het wordt daarom ook wel een schapenboet (Westfries: skeipeboet, Tessels: skéépeboet) genoemd. Schapen stonden echter nooit zelf in een boet, daar was de schuur te klein voor.
Uitdrukking: een buk als een boetje (teveel gegeten hebbende).
drel
Betekenis: del; gemeen vrouwmens; gemeen vrouwspersoon; leur; lap; oude lap; slechte vrouw; slonzige vrouw; vunzige vrouw; vod; lichtzinnige vrouw.
astrant
Betekenis: vrijpostig; onbeschaamd; brutaal, parmantig, vrank;
Verwant aan strant en astrantig (brutaal).
Afkomstig van assurant dat is afgeleid van assurantie in de specifieke betekenis van zelfverzekerdheid.