Betekenis: struikgewas; ruigte; heuvel(tje); hoogte.
Varianten: hoecht; hocht; hust; hoest.
een soort Koeterwaalsch maar dan anders
Betekenis: struikgewas; ruigte; heuvel(tje); hoogte.
Varianten: hoecht; hocht; hust; hoest.
Betekenis: bandiet, boef, bogger, deugniet, doerak, doortrapte schurk, ellendeling, gemeen mens, gemeen persoon, gemene kerel, gemene vent, gemenerik, gladakker, mispunt, naarling, onbeschaafd persoon, onbeschaamd mens, onguur persoon, onverlaat, patjakker, ploert.
Betekenis: touwtje.
Varianten: knittel;
Betekenis: klomp; lomp mens; lomperd; proppenschieter; holsblok; houten buis voor het castreren van hengsten.
Betekenis: zwaluwtong; stengel.
Betekenis: smeulen; zeulen; zolen; zulten; zwillen; zwellen; zengen; pruttelen; sissen; schroeien; het bijeenharken van gemaaid gras; langzaam branden zonder vlam; gras verdorren; hooi maken.
Variant: swelen.
Betekenis: bank van lening; lommerd.
Betekenis: zeewegbree.
Betekenis: barsten; insnijdingen maken; kiemen; kloven; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; openspringen; splijten.
Betekenis: pul; kruik; kan; tuit van een kan; urn; vaas; zuigdot; zuignap; zuigspeen; scheepstouw;.