kadee

Betekenis: rare kerel; kwant; snaak; kanjer; iemand die in het goede of kwade uitmunt; iets of iemand die groot is in zijn soort.

Variant: kedet.

veziken

Betekenis: fluisteren.

gaffel

Betelekenis: neus; tweetandige vork.

euzie

Betekenis: het over de muur uitstekende deel van het dak.

Varianten: ozing; ozie; oozie; oez;, jozze; eusdje; euze; euzele; eze; neze.

tremel

Betekenis: trechter in graanmolen.

Variant: treem.

Trechter waardoor het graan loopt dat in een molen wordt gemalen.

hovaardig

Betekenis: arrogant; hoogmoedig; trots.

Hovaardig is afgeleid van het middeleeuws Nederlandse woord hovaert of hovaerde, dat «trots» of «overmoed» betekent. Het eerste deel van het woord is ho en dat komt van hoog – de g is in de uitspraak verdwenen. Vaert of vaerde is de voorloper van vaart in de betekenis «het (voort)gaan, tocht». Waar we bij vaart nu al snel aan schepen denken, kon het aanvankelijk ook verwijzen naar het rijden op een paard of met een wagen. Iemand die «ho(og) vaert», oftewel «hoog te paard zit», verhief zich boven anderen. Zo kreeg hovaardig de betekenis «verwaand, arrogant». «Over het paard getild» dus eigenlijk.

verdonkeremanen

Betekenis: achterhouden; achteroverdrukken; afnemen van bezit; gappen; inpikken; jatten; kapen; nakken; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; stiekem wegnemen; toe-eigenen; verdoezelen; verdonkeren; vervreemden; wegfrommelen; wegfutselen; wegkapen.

slabakken

Betekenis: verslappen; treuzelen; kwijnen; traag werken; verminderen.

Variant: slabbakken.

Ga naar de inhoud