fielt

Betekenis: bandiet, boef, bogger, deugniet, doerak, doortrapte schurk, ellendeling, gemeen mens, gemeen persoon, gemene kerel, gemene vent, gemenerik, gladakker, mispunt, naarling, onbeschaafd persoon, onbeschaamd mens, onguur persoon, onverlaat, patjakker, ploert.

zwelen

Betekenis: smeulen; zeulen; zolen; zulten; zwillen; zwellen; zengen; pruttelen; sissen; schroeien; het bijeenharken van gemaaid gras; langzaam branden zonder vlam; gras verdorren; hooi maken.

Variant: swelen.

ploten

Betekenis: schapenvellen van de wol ontdoen.

Plukken, pluizen, uitpluizen, de veren van een vogel plukken.

HET PLOTEN EN KAMMEN, 1594-1596, ISAAC CLAESZ. VAN SWANENBURG
Foto met dank aan Museum De Lakenhal, Leiden

jonnen

Betekenis: gunnen; niet benijden; weggeven; schenken; toewijzen; verschaffen.

Varianten: jeunen; junnen; onnen.

Bij het jonnen is het echter tevens mogelijk dat er een tegenprestatie wordt verwacht, bijvoorbeeld in de vorm van goederen of aandacht.

vitriool

Betekenis: zwavelzuur.

scharrebijter

Betekenis: kever.

Varianten: schaliebijter; schalebijter; schallebiter; schallebijter; schollebiter; schalebote; schaliebotse; scharrebijter; karbiter; kebiter; kerbiter.

rut

Betekenis: blut; berooid; platzak.

Maar ook: onkruid.

Variant: rutje.

heep

Betekenis: sikkelvormig mes.

Kiberspassk met een heep.

loet

Betekenis: gereedschap om te scheppen of te krabben.

Varianten: loete; loeter; loetie.

Ga naar de inhoud