Betekenis: gniffelen; in ’t geniep lachen; gekheid maken; schertsen; spotten; de spot drijven; wichelroedelopen.
Varianten: guchelen; gugelen; gukelen; goechelen; guichen.
In de Statenvertaling van Exodus 7:11 worden de tovenaars en magiërs van de Farao “guichelaars” genoemd.
Mogelijk is de eerste persoon met de naam Guichelaar een wichelroedeloper geweest.