Betekenis: verheerlijkt; gelukzalig; ten zeerste gelukkig; tevreden met iets of daarvan blijk gevend.
Beaat komt via het Franse béat van het Latijnse beatus, dat «gelukkig, gezegend, zalig» betekent. Het is verwant met bene, het bijwoord bij bonus «goed». In religieuze contexten kan beatus ook «heilig» betekenen, bijvoorbeeld in een van de aanspreekvormen van Maria: Beata Virgo «Heilige Maagd».
Tegenwoordig heeft beaat naast «gelukzalig, gelukkig» vaak een wat ironische of minachtende bijklank: in beaat glimlachen klinkt iets mee als «gedwee, kritiekloos».