Betekenis: uitgenodigde, gast, genodigde.
Auteur: Pollo de Piementel
alf
Betekenis: boze geest.
Verwant aan het alvermanneke uit het zuiden des lands: de kabouter.
belten
Betekenis: luid en hoog zingen.
Zangtechniek waarbij men zingt in het register van de borststem. Ook wel uitgelegd als ‘roepend zingen’.
Hoort u vaak in musicals.
lapidarist
Betekenis: iemand die van ruwe stenen sieraden maakt.
tentet
Betekenis: muziekgezelschap van tien personen.
nonet
Betekenis: muziekensemble van negen muziekinstrumenten.
Een nonet kan trouwens ook een driehoekig gedicht van negen regels zijn.
iconoclast
Betekenis: beeldenstormer, iemand die taboes doorbreekt.
obus
Betekenis: granaat; kanonskogel; projectiel.
blak
Betekenis: zonder rimpels of golven (in het water); effen; kaal; onder water staand.
Zwaar sloegen de pijlstaarten met hun plat schollige lijven over het blakke water
Panharing-visschen – G. Simons (1904)
cereoloog
Betekenis: graancirkelonderzoeker.