Betekenis: een dialect binnen ‘het straattaaluniversum’, leenmix van Antilliaans, Surinaams en Marokkaans.
Afkomstig uit de Bijlmer (‘Bims’ is een bijnaam voor de Bijlmer, ‘Smib’ is datzelfde woord, maar dan omgedraaid).

een soort Koeterwaalsch maar dan anders
Bargoens is een sociale taalvariatie en een minderheidstaal die wordt gehanteerd door daklozen, landlopers, hangjongeren, mocro’s, kooplieden, kermisexploitanten en onderwereldfiguren.
In de volksmond wordt gesproken van een dieven- of geheimtaal en straattaal.
Inmiddels is het Bargoens zo ingeburgerd dat van een «onverstaanbare taal» nauwelijks nog sprake is.
Overigens is het Bargoens in de technische zin geen volledige taal, aangezien het geen eigen klank- en vormleer en syntaxis kent.[2] Desondanks wordt het met een hoofdletter geschreven, aangezien het als een eigennaam wordt beschouwd.[3]
Betekenis: een dialect binnen ‘het straattaaluniversum’, leenmix van Antilliaans, Surinaams en Marokkaans.
Afkomstig uit de Bijlmer (‘Bims’ is een bijnaam voor de Bijlmer, ‘Smib’ is datzelfde woord, maar dan omgedraaid).
Betekenis: antwoorder op waarzegger.
Betekenis: grote schorseneer.
Varianten: huisvrouwenleed; winterasperge; armeluisasperge; winterstaaf.
Keukenmeidenverdriet en huisvrouwenleed door het feit dat bij het schillen van schorseneren een kleverig melksap vrijkomt. Hierdoor krijgt men vieze handen en ontstaan donkere plekken op kledij en keukengerief, die moeilijk te verwijderen zijn.
Betekenis: struikgewas; ruigte; heuvel(tje); hoogte.
Varianten: hoecht; hocht; hust; hoest.
Betekenis: hompjes; stukjes pronk-, snij- of slaboon.
Variant: humpkes.
Betekenis: heel erg.
“Ik ga tantoe lekker” betekent zoiets als “het gaat heel goed met me”.
Betekenis: hoer, slet, prostituee, lichtekooi.
Maar ook: boterham (Oud-Hollands).
Van het Marokkaanse woord kehba, wat hoer betekent.
Het is een verbastering die alleen in Nederlandse straattaal voorkomt
Betekenis: leegloper; nietsdoener; straatslijper; baliekluiver; leuningbijter; manspersoon die hielp handkarren over een brug te trekken terwijl de eigenaar ervan van achteren duwde.
Variant: bruggentrekker.
De bruggentrekker werd in Amsterdam ook wel «kargadoor» genoemd. Die naam dankten de sterke bruggentrekkers aan de kreet die zij vaak riepen tijdens het werk: «Kar ga door!» Een van de bruggen over de Prinsengracht was het werkterrein van Christiaan Smit, een Jordanees die de bijnaam «Kikki de Kargadoor» kreeg. Hij hing de hele dag rond in de buurt van de brug om te hulp te schieten wanneer de Amsterdammers hun handkar niet zelf over de brug kregen. Zodra hij genoeg centen had verdiend, verdween hij naar een nabije kroeg om zijn geld om te zetten in drank, maar hij verloor daarbij de brug niet uit het oog. Christiaan overleed in 1940, als een van de laatste Amsterdamse bruggentrekkers.