Betekenis: slimheid; geslepenheid, inzicht.
Categorie: jiddisch
Het Jiddisch, Jiddisj of Jodenduits (ייִדיש jidisj, ook wel אידיש idisj of יודיש Jüdisch, «Joods-Duits») is een Germaanse taal, die door ongeveer drie miljoen Joden over de hele wereld gesproken wordt.
heibel
Betekenis: drukte; lawaai; getier; herrie; kabaal.
Varianten: haabel; habel; heilie; hijbel.
Tante Na en Oome Dorus gingen scheije
Want ze hadden altijd heibel met z’n twee,
Omdat Dorus altijd jajemde en staakte
En aanhalig met het schillenmeisje dee.Scheidingsfeest – Jacques van Tol (1920)
smiche
Betekenis: het door handoplegging verlenen van de rabbinale bevoegdheid.
“Na zijn semiecha te hebben gekregen aan de prestigieuze Mir-jesjiewe (een Talmoedhogeschool) en een tijdje rabbijn van een gemeente in New York te zijn geweest, ging hij zich volledig wijden aan het uitdragen van zijn gedachtegoed.”
Carine Cassuto, 2002
mamzer
Betekenis: kind uit niet-geoorloofde relatie; bastaard; kwajongen.
fisj
Betekenis: vis.
«Gefilte fisj» of «gefillte fisch» (Jiddisch: געפילטע פיש) (uit te spreken als gefielte fiesj) is een traditioneel Asjkenazisch-Joods sjabbatgerecht. Gefilte fisj is een Jiddische benaming, letterlijk vertaald betekent het «gevulde vis».
safta
Betekenis: oma.
praaien
Betekenis: uitnodigen, vragen, verzoeken, aanspreken.
In de zeevaart: langszij komen om de bemanning van een schip informatie te vragen of te geven.
hork
Betekenis: onaangenaam persoon; lomperd.
Ontleend aan het Jiddische hourek. Dat betekent «onaangenaam persoon, slecht mens» en gaat terug op het Hebreeuws hooreeg (moordenaar).
Hij harkt door het verkeer
Jaap van Oostrum, 2004.
en rijdt rustig door rood.
Aan stoppen voor een zebra
heeft hij een broertje dood.
Hij blaast over de snelweg en kleeft aan elke bumper,
van wie netjes honderd rijdt:
‘Opzij voor mij, jij stumper’.
Hij weet de lange files
vaak heel slinks te vermijden
door over vluchtstroken
of busbanen te rijden.
Thuis is hij een ander mens,
eet hij met mes en vork,
maar eenmaal in zijn auto verandert hij in hork.
haggelen
nasjen
Betekenis: snoepen; lekker eten; peujen; snaaien; schransen; droog voedsel eten tussen de maaltijden.
Varianten: nassen; naschen; naschjen; nasschen.