Betekenis: armoedig, rommelig, zielig, schamel.
Zie ook nebbisj.
een soort Koeterwaalsch maar dan anders
Het Jiddisch, Jiddisj of Jodenduits (ייִדיש jidisj, ook wel אידיש idisj of יודיש Jüdisch, «Joods-Duits») is een Germaanse taal, die door ongeveer drie miljoen Joden over de hele wereld gesproken wordt.
Betekenis: armoedig, rommelig, zielig, schamel.
Zie ook nebbisj.
Betekenis: een joodse rituele besnijder die de «briet mila» uitvoert op de penis van een man die het joodse verbond gaat betreden.
Betekenis: het normatieve, voorschrijvende deel van de mondelinge Tora en de daarmee samenhangende jurisprudentie.
Betekenis: is een uiting of handeling waarvan het betekenisspectrum ligt tussen gewaagd en brutaal.
Variant: chotspe.
Iemand die zijn vader en moeder vermoordt, en vervolgens de rechter om clementie vraagt omdat hij wees is.
Het woord is via het Bargoens afkomstig uit het Jiddisch en uiteindelijk het Hebreeuws.
Oorsprong in het Nederlands is het West-Jiddische חוצפּה (khutspe /ˈχut͡spɛ/) van het Hebreeuws חצפה (ḥuṣpā(h) /χut͡sˈpa(ː)/).
Het Hebreeuwse woord heeft betrekking op iemand die een grens is overgegaan, zonder daar schaamte voor te voelen.
Betekenis: Jiddisch scheldwoord voor rooms-katholiek.
Betekenis: penis.
Variant (jiddisch): sjniggel.
Betekenis: gewiekstheid. Ook wel omschreven als spelintelligentie, in het bijzonder bij voetbal. Een echt Amsterdams-Jiddisch woord.
Betekenis: gezicht.
Betekenis: biljet van 100 gulden.
De hier afgebeelde meier werd in het bargoens ook «snip» genoemd. Het laat zich raden waarom…
Stamt af van het Hebreeuwse meióh.
Betekenis: wegwezen.
Variant: wieberen.