snaak

Betekenis: grappenmaker.

In het Vroegnieuwnederlands (1500-1700) gespeld als snaeck.
Ontleend aan het Middelnederduitse snake (slang; adder; grappenmaker).
Mogelijk afgeleid van het Proto-Germaanse snakan (kruipen; glijden).
Mogelijk afgeleid van snacken (babbelen).
Mogelijk afgeleid van het Nieuwhoogduitse (na 1600) schnake (grap).
Mogelijk afgeleid van het Hoogduitse schnake (snakken).

Wat een olijke snaak!

hotemetoot

Betekenis: hoge ome.
Afgeleid van het Japanse 旗本 (hatamoto = directe leenman van de Shógun).

nurks

Betekenis (bijwoord): knorrig; nors; lomp; gemelijk; hatelijk; brommerig; chagrijnig; humeurig; korzelig; nukkig.
Betekenis (zelfstandig naamwoord): nurks persoon; brommerig mens; brompot; brombeer; een nors man; grompot, iezegrim, izegrim; ijsbeer; kribbebijter; knorrepot; nijdas; neetoor; nors man; onvriendelijk mens.
Variant: nurksch.

Afgeleid van nurk: knorrig, kwaadaardig persoon; iemand die voortdurend knort; brompot; wreedaard (begin 17de eeuw).
Nurk hoort bij het werkwoord nurcken of nurken: knorren; morren (begin 17de eeuw). Nurken is een intensivum van norren (waarvan nors).

Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout: Nurks
Een onaangenaam mens in de Haarlemmerhout: Nurks

Robertus Nurks is een personage in de reality soap Camera Obscura (1839) van Nicolaas Beets (Hildebrand).
Batavus Droogstoppel in Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappy (1860) van Eduard Douwes Dekker (Multatuli) is geïnspireerd door Nurks: een karikatuur van de oerdegelijke Nederlandse zakenman die niet het minste benul heeft van wat er in Nederlands-Indië gebeurt.

Verwant aan norke (nors), nork (brompot) en norck (streng; halsstarrig) nurken, nurken, nürken (knorren; kibbelen).
Betekenis (bijwoord): gemelijk; hatelijk; brommerig; chagrijnig; humeurig; knorrig; korzelig; nukkig; nors.

Ogryn Nork Deddog
Ogryn Nork Deddog

klaks

klaks
spermatozoide

Betekenis: sperma.
Varianten: kwakkie; mannenpap.

Misschien afkomstig van klak.
Betekenis: klodder; vlek; klad.
Varianten: clacke; clac; kleck; klecks.
Wordt gebruikt vanaf de tweede helft van de 15de eeuw.

attenoje

Betekenis: uitroep van verbazing 1906 (tussenwerpsel).
Varianten: attenoj; attenoje; attenöe; addenoj (jiddisch: (mijn) Heer); ʼadhōnāj (Hebreeuws: mijn Heer); adonaj (Hebreeuws: mijn Heer).

nebbisj

Betekenis: armetierig; ocharm; zielig; sjofel; uitroep van medelijden.
Varianten: nebbis; nebbisch; nebbisj; achenebbisj; ochgenebbisj; aggenebbisj; oggenebbisj; achenebbisch.

Mogelijk slavisch leenwoord, vergelijk rotwelsch nebbich (domoor).

Naar de inhoud springen