fielt

Betekenis: bandiet, boef, bogger, deugniet, doerak, doortrapte schurk, ellendeling, gemeen mens, gemeen persoon, gemene kerel, gemene vent, gemenerik, gladakker, mispunt, naarling, onbeschaafd persoon, onbeschaamd mens, onguur persoon, onverlaat, patjakker, ploert.

sycofant

Betekenis: beroepsverklikker, gemene bedrieger, inkruiperige vleier.

De gekwetste buffel, die al ontploft als een journalist weigert hem met excellentie aan te spreken, ligt op ramkoers. Frenske is net als in 2019 omringd door sycofanten. Sycofant is een moeilijk woord voor slijmer, strooplikker, pluimstrijker, hielenlikker en kontkusser.

Arthur van Amerongen

vitriool

Betekenis: zwavelzuur.

aspic

Betekenis: een – doorgaans hartig – gerecht, meestal op basis van rund- en varkensvlees of vis, omhuld door of gepresenteerd in heldere gelei die met bouillon is bereid.

hovaardig

Betekenis: arrogant; hoogmoedig; trots.

Hovaardig is afgeleid van het middeleeuws Nederlandse woord hovaert of hovaerde, dat «trots» of «overmoed» betekent. Het eerste deel van het woord is ho en dat komt van hoog – de g is in de uitspraak verdwenen. Vaert of vaerde is de voorloper van vaart in de betekenis «het (voort)gaan, tocht». Waar we bij vaart nu al snel aan schepen denken, kon het aanvankelijk ook verwijzen naar het rijden op een paard of met een wagen. Iemand die «ho(og) vaert», oftewel «hoog te paard zit», verhief zich boven anderen. Zo kreeg hovaardig de betekenis «verwaand, arrogant». «Over het paard getild» dus eigenlijk.

kween

Betekenis: genetisch vrouwelijk hoefdier waarbij in meer of mindere mate geslachtskenmerken van mannelijke dieren aanwezig zijn; oude, truttige vrouw; onvruchtbare koe.

Variant: kwee.

boksharing

Betekenis: bokking; koud gerookte haring.

Varianten: bekkem; boeksharing; boestering; boestring; bokkem; bökkem; bokkom; bokshoren; brado; brander; buckinc; buckem; bucken; buckink; bukkem; bukkum; harde bokkes; kipper; spekbokking; strobokking.

koud
gerookt
warm
gerookt
met
kop
zonder
kop
bokking🐟🐟
brado🐟🐟
brander🐟🐟
kipper🐟🐟
spekbokking🐟🐟
strobokking🐟🐟
Het verschil zit’m in de grote details…

De Engelse kipper is juist een koud in plaats van warm gerookte haring. (Links en rechts is ook een dingetje in Engeland.)

Het woord bokking is afgeleid van de dierennaam bok vanwege de onaangename geur. De uitgang -ing wordt vaak bij visnamen gebruikt, denk aan haring, paling, spiering en wijting.

kamizool

Betekenis: vest; borstrok;

Varianten: kammezaol; kammezol; kamisool; kamezulke; kamezielke.

coterie

Betekenis: kring van personen die doorgaans door hun maatschappelijke stand, ideeën of idealen met elkaar verbonden zijn en vaak met uitsluiting van anderen elkaars omgang zoeken en elkaar bevoordelen; besloten gezelschap; kliek; besloten gezelschap.

harpuis

Betekenis: soort hars; spiegelhars.
Varianten: arpoys; haarpöss; harpeis; harpeiss; harpeus; hârpîke; harpis; harpix; harpoesz; harpoi; harpois; harpöits; harpojs; harpöss; harpoys; harpüs; harpüse; harstpik; hartpik; harzbech; herpois.

Werd gemengd met koehaar, vet, zwavel en gruis van glas op de buitenwand van houten schepen gesmeerd ter bescherming.

Ga naar de inhoud