Betekenis: rare kerel; kwant; snaak; kanjer; iemand die in het goede of kwade uitmunt; iets of iemand die groot is in zijn soort.
Variant: kedet.
een soort Koeterwaalsch maar dan anders
Betekenis: rare kerel; kwant; snaak; kanjer; iemand die in het goede of kwade uitmunt; iets of iemand die groot is in zijn soort.
Variant: kedet.
Betekenis: bokking; koud gerookte haring.
Varianten: bekkem; boeksharing; boestering; boestring; bokkem; bökkem; bokkom; bokshoren; brado; brander; buckinc; buckem; bucken; buckink; bukkem; bukkum; harde bokkes; kipper; spekbokking; strobokking.
koud gerookt | warm gerookt | met kop | zonder kop | |
bokking | 🐟 | 🐟 | ||
brado | 🐟 | 🐟 | ||
brander | 🐟 | 🐟 | ||
kipper | 🐟 | 🐟 | ||
spekbokking | 🐟 | 🐟 | ||
strobokking | 🐟 | 🐟 |
De Engelse kipper is juist een koud in plaats van warm gerookte haring. (Links en rechts is ook een dingetje in Engeland.)
Het woord bokking is afgeleid van de dierennaam bok vanwege de onaangename geur. De uitgang -ing wordt vaak bij visnamen gebruikt, denk aan haring, paling, spiering en wijting.
Betekenis: vest; borstrok;
Varianten: kammezaol; kammezol; kamisool; kamezulke; kamezielke.