Betekenis: bandiet, boef, bogger, deugniet, doerak, doortrapte schurk, ellendeling, gemeen mens, gemeen persoon, gemene kerel, gemene vent, gemenerik, gladakker, mispunt, naarling, onbeschaafd persoon, onbeschaamd mens, onguur persoon, onverlaat, patjakker, ploert.
Tag: Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal supplement – C.B. van Haeringen (1936)
desolaat
Betekenis: troosteloos, verlaten, rampzalig, verwoest, eenzaam.
rut
Betekenis: blut; berooid; platzak.
Maar ook: onkruid.
Variant: rutje.
heep
Betekenis: sikkelvormig mes.

veziken
Betekenis: fluisteren.
gaffel
Betelekenis: neus; tweetandige vork.
tremel
Betekenis: trechter in graanmolen.
Variant: treem.
Trechter waardoor het graan loopt dat in een molen wordt gemalen.
verlakken
Betekenis: bedriegen.
boel
Betekenis: bijzit; naverwant; geliefde; minnaar; minnares.
kween
Betekenis: genetisch vrouwelijk hoefdier waarbij in meer of mindere mate geslachtskenmerken van mannelijke dieren aanwezig zijn; oude, truttige vrouw; onvruchtbare koe.
Variant: kwee.