Betekenis: snurken; zich onder het maken van een suizend of gonzend geluid snel voortbewegen, inzonderheid door de lucht.
Varianten: snorcken; snorken; snarchen, snerken; snarken.
Tag: Franck’s Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal – N. van Wijk (1912)
gappen
Betekenis: stelen.
kwinkslag
Betekenis: snaaks gezegde; insinuatie; vlugge, verrassende slag of zet; geestig gezegde; aardigheid.
beuren
Betekenis: opheffen, tillen, optillen, innen.
tappelings
Betekenis: als door een (water)kraan; in straaltjes.
aamborstig
Betekenis: kortademig.
afgeleid van angborstig. Ang is verwant met eng. Iemand die aamborstig is heeft dus een enge benauwde borst.
sikker
Betekenis: dronken.
Varianten: sik; sjikker.
droes
Betekenis: duivel; sterke kerel; vechtersbaas; dolleman; drommel; reus; krijgsheld; lomperd.
knibbel
snaak
Betekenis: grappenmaker.
In het Vroegnieuwnederlands (1500-1700) gespeld als snaeck.
Ontleend aan het Middelnederduitse snake (slang; adder; grappenmaker).
Mogelijk afgeleid van het Proto-Germaanse snakan (kruipen; glijden).
Mogelijk afgeleid van snacken (babbelen).
Mogelijk afgeleid van het Nieuwhoogduitse (na 1600) schnake (grap).
Mogelijk afgeleid van het Hoogduitse schnake (snakken).
Wat een olijke snaak!