Betekenis: bladeren van de paardebloem, die onder een molshoop geel en mals bleven en dan als sla gegeten worden.

Walther Otto MĂŒller – List of Koehler Images The Internet Archive
een soort Koeterwaalsch maar dan anders
Betekenis: bladeren van de paardebloem, die onder een molshoop geel en mals bleven en dan als sla gegeten worden.
Betekenis: tobben, kleinzielig klagen.
Betekenis: onbehouwen, onhandig persoon.
Dom iemand die graag alleen aan het woord is ook al gaat het over zaken waar de persoon in kwestie geen verstand van heeft.
Komt van het verouderde werkwoord stoeten (onhandig te werk gaan) met toevoeging van haspel (constructie om garen op te winden) en vandaar eigenlijk «een haspel die niet goed werkt».
Betekenis: granaat; kanonskogel; projectiel.
Betekenis: roken; rook afgeven; smeulen.
Maar ook: zich kruipend tegen iets aandrukken.
En ook: heimelijk snoepen.
Betekenis: struikgewas; ruigte; heuvel(tje); hoogte.
Varianten: hoecht; hocht; hust; hoest.
Betekenis: bandiet, boef, bogger, deugniet, doerak, doortrapte schurk, ellendeling, gemeen mens, gemeen persoon, gemene kerel, gemene vent, gemenerik, gladakker, mispunt, naarling, onbeschaafd persoon, onbeschaamd mens, onguur persoon, onverlaat, patjakker, ploert.
Betekenis: touwtje.
Varianten: knittel;
Betekenis: smeulen; zeulen; zolen; zulten; zwillen; zwellen; zengen; pruttelen; sissen; schroeien; het bijeenharken van gemaaid gras; langzaam branden zonder vlam; gras verdorren; hooi maken.
Variant: swelen.
Betekenis: troosteloos, verlaten, rampzalig, verwoest, eenzaam.