Betekenis: kapot; verloren; weg; dood.
Tag: Nederlandsche Spreekwoorden Spreekwijzen Uitdrukkingen en Gezegden – F.A. Stoett (1923-1925)
spitsroede
Betekenis: dunne stok om mee te straffen.
Spitsroeden lopen was een militaire lijfstraf die tot in de 19de eeuw kon worden opgelegd aan soldaten. De veroordeelde diende een parcours af te leggen tussen twee rijen manschappen die de soldaat daarbij met een spitsroede slagen op de ontblote rug toebrachten.
rut
Betekenis: blut; berooid; platzak.
Maar ook: onkruid.
Variant: rutje.
geradbraakt
Betekenis: dodelijk vermoeid zijn en overal pijn hebben.
haarpijn
Betekenis: de naweeën die men ondervindt na overmatig drankgebruik. Wordt ook wel aangeduid als een kater hebben, katerig zijn, houten kop hebben, brak zijn.
knakenpoetser
Betekenis: duitendief; gierigaard; vrek; zeer gierig mens; gierigaard; gortenteller; hebzuchtig persoon; hapschaar; grijper; kneker; knibbelaar, krentenkakker.
vang
Betekenis: remconstructie in een windmolen. Hiermee kunt u de wieken stilzetten en borgen. Het woord is ook bekend van de uitdrukking ‘de molen is door den vang’. Tegenwoordig zou men zeggen dat alles in het honderd loopt.
En mocht u vanavond per abuis ‘door den vange’ zijn, dan bent u gewoon starnakel . Of als een godmajoor. Meer varianties op dit thema vindt u hier.
slabakken
Betekenis: verslappen; treuzelen; kwijnen; traag werken; verminderen.
Variant: slabbakken.
verlakken
Betekenis: bedriegen.
reutel
Betekenis: (iets op de reutel kopen) op afbetaling, ook wel aangeduid als ‘op de pof kopen’.