Betekenis: granaat; kanonskogel; projectiel.
Tag: Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch woordenboek – F. Debrabandere (2005)
blak
Betekenis: zonder rimpels of golven (in het water); effen; kaal; onder water staand.
Zwaar sloegen de pijlstaarten met hun plat schollige lijven over het blakke water
Panharing-visschen – G. Simons (1904)
kloef
Betekenis: klomp; lomp mens; lomperd; proppenschieter; holsblok; houten buis voor het castreren van hengsten.
tjok
Betekenis: boomstronk; wortelblok.
Varianten: tsok; tsjok; tjokke.
noes
Betekenis: scheef; dwars; schuin.
femel
Betekenis: mannelijke hennep.
Maar ook: rafel; lor; zeurpiet; zeurkous.
Varianten: femmel; fiemel; fimel.
Afgeleid van het Latijnse femella wat vrouwtje betekent.
Omdat men vroeger dacht dat het om de vrouwelijke hennep ging in plaats van de mannelijke.
loet
Betekenis: gereedschap om te scheppen of te krabben.
Varianten: loete; loeter; loetie.
kevie
Betekenis: kooi.
Varianten: kee; keef; keuf; keve; kiever.
teriakel
Betekenis: tegengif; antigif.
Variant: triakel.
kadee
Betekenis: rare kerel; kwant; snaak; kanjer; iemand die in het goede of kwade uitmunt; iets of iemand die groot is in zijn soort.
Variant: kedet.