kassie zes

Betekenis: kapot; weg; dood; verdwenen.

Varianten: àsfwijne; asjeweine; kassiewijne; kassiewijle; kassiezes; gasjewijne; kasjewijne; sjewijne.

Maar ook: een dobbelspel waarbij je met drie dobbelstenen eerst de vier, dan de één en dan de zes moet gooien. (In het Engels heet dit spel cast.)

rut

Betekenis: blut; berooid; platzak.

Maar ook: onkruid.

Variant: rutje.

femel

Betekenis: mannelijke hennep.

Maar ook: rafel; lor; zeurpiet; zeurkous.

Varianten: femmel; fiemel; fimel.

Afgeleid van het Latijnse femella wat vrouwtje betekent.
Omdat men vroeger dacht dat het om de vrouwelijke hennep ging in plaats van de mannelijke.

loet

Betekenis: gereedschap om te scheppen of te krabben.

Varianten: loete; loeter; loetie.

kevie

Betekenis: kooi.

Varianten: kee; keef; keuf; keve; kiever.

pulsen

Betekenis: huizen leeghalen.

Naar Abraham Puls, wiens verhuisfirma in WOII in opdracht van de bezetter door joden achtergelaten huizen leeghaalde.

Ga naar de inhoud