blak

Betekenis: zonder rimpels of golven (in het water); effen; kaal; onder water staand.

Zwaar sloegen de pijlstaarten met hun plat schollige lijven over het blakke water

Panharing-visschen – G. Simons (1904)

hucht

Betekenis: struikgewas; ruigte; heuvel(tje); hoogte.

Varianten: hoecht; hocht; hust; hoest.

kloef

Betekenis: klomp; lomp mens; lomperd; proppenschieter; holsblok; houten buis voor het castreren van hengsten.

jonnen

Betekenis: gunnen; niet benijden; weggeven; schenken; toewijzen; verschaffen.

Varianten: jeunen; junnen; onnen.

Bij het jonnen is het echter tevens mogelijk dat er een tegenprestatie wordt verwacht, bijvoorbeeld in de vorm van goederen of aandacht.

noes

Betekenis: scheef; dwars; schuin.

scharrebijter

Betekenis: kever.

Varianten: schaliebijter; schalebijter; schallebiter; schallebijter; schollebiter; schalebote; schaliebotse; scharrebijter; karbiter; kebiter; kerbiter.

heep

Betekenis: sikkelvormig mes.

Kiberspassk met een heep.

loet

Betekenis: gereedschap om te scheppen of te krabben.

Varianten: loete; loeter; loetie.

Ga naar de inhoud