Betekenis: het zware dreunen van de branding in de verte, ruisen van de golven.
Tag: West-Vlaams etymologisch woordenboek – F. Debrabandere (2002)
blak
Betekenis: zonder rimpels of golven (in het water); effen; kaal; onder water staand.
Zwaar sloegen de pijlstaarten met hun plat schollige lijven over het blakke water
Panharing-visschen – G. Simons (1904)
hucht
Betekenis: struikgewas; ruigte; heuvel(tje); hoogte.
Varianten: hoecht; hocht; hust; hoest.
paleien
Betekenis: spitten, aardkluiten afsteken, ploegen.
Zwoegen, moeizaam vooruitkomen (door modder).
kloef
Betekenis: klomp; lomp mens; lomperd; proppenschieter; holsblok; houten buis voor het castreren van hengsten.
tjok
Betekenis: boomstronk; wortelblok.
Varianten: tsok; tsjok; tjokke.
jonnen
Betekenis: gunnen; niet benijden; weggeven; schenken; toewijzen; verschaffen.
Varianten: jeunen; junnen; onnen.
Bij het jonnen is het echter tevens mogelijk dat er een tegenprestatie wordt verwacht, bijvoorbeeld in de vorm van goederen of aandacht.
noes
Betekenis: scheef; dwars; schuin.
scharrebijter
Betekenis: kever.
Varianten: schaliebijter; schalebijter; schallebiter; schallebijter; schollebiter; schalebote; schaliebotse; scharrebijter; karbiter; kebiter; kerbiter.
heep
Betekenis: sikkelvormig mes.
