splitruiter

Betekenis: vrouw de schrijlings te paard zit; manwijf; obscene naam voor een vrouw van lichte zeden; kind dat dikwijls met gescheurde kleederen thuiskomt.

2 gedachten aan “splitruiter”

    1. Geachte heer Brandse, beste Frank,

      Hartelijk dank voor uw reactie. De redactie heeft zich bekant bescheurd bij het beluisteren van de door u aangedragen editie van Ronflonflon.
      Echter denken wij niet dat het over de herkomst van het woord «spiltruiter» handelt als wel over het feit dat de heer Bonger een beetje mis was in het NRC toen hij professor Paardekooper wees op het verloederen van de Nederlandse taal omdat deze de splitruiter in “Klucht vande Koe” foutief als hoer zou interpreteren in plaats van als hoerenloper. Hij wordt een paar dagen later door mevrouw Scheffer op de vingers getikt in dezelfde krant. Knasterhuis reageert daarna als spuit elf ook via het NRC terwijl Bonger in dezelfde krant reeds excuses maakt richting professor Paardekooper.

      Het artikel uit het NRC van 30 mei 1989 waarin Bonger Paardekooper beticht:
      Het artikel uit het NRC van 30 mei 1989 waarin Bonger Paardekooper beticht..

      Het artikel uit het NRC van 6 juni 1989 waarin mevrouw Scheffer Bonger op zijn misvatting wijst:
      Het artikel uit het NRC van 6 juni 1989 waarin mevrouw Scheffer Bonger op zijn misvatting wijst.

      Het artikel waarin Knasterhuis een spreekwoordelijke duit in het spreekwoordelijke zakje doet en het artikel waarin Bonger een mea culpa maakt:
      Het artikel waarin Knasterhuis een spreekwoordelijke duit in het spreekwoordelijke zakje doet en waarin Bonger een mea culpa maakt.

      Op de wat gekunstelde suggestie van Knasterhuis wordt verder niet meer gereageerd in de krant of waar ook (Van der Sijs gaat hier ook niet op in tijdens de uitzending). Ondanks deze wat mislukte grap van Ronflonflon weet Jacques Plafond toch weer wat zendtijd vol te krijgen met volstrekte oele. Wel leuk dat hij ook Van der Sijs erbij betrokken heeft. Zij is immers een belangrijke bron voor deze website.

      De heer Plafond doet echter wel een oproep aan de luisteraars om eens uit te zoeken waar het woord splitruiter vandaan komt.
      Argot heeft geen etymologische ambities maar heeft er uit pure interesse toch een gooi naar gedaan.

      In het «Woordenboek op de gedichten van G. Az. Bredero» van Anthonie Cornelis Oudemans (1857) is een splitruiter een lichtekooi. Argot vindt dit de beste verklaring.

      Volgens het «Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw» van H. Molema (1895) werd splitruter schertsend gebruikt voor een vrouwspersoon dat als een man te paard zit. Daarnaast ook als: manwijf.

      In «Franck’s ethymologisch woordenboek der Nederlandsche taal» van Dr. N. van Wijk (1912) is een splitruiter een vrouw of een meid. Dit zou in het Oud Noord Nederlands ontleend zijn aan de zeemanstaal van de Noren. Het Noorsche «splitrötte» (split = “spleet” en rötte = Oud Nederlands rytta voor “schepsel”).

      In het «Nederlands Etymologisch Woordenboek» van Jan de Vries (1971) is een splitruiter net als de splitruter van Molema hierboven een vrouw die schrijlings te paard zit. In obscene zin zou zich daar de betekenis vrouw of meid uit hebben ontwikkeld. (Schiet ons maar lek.)

      Op het gebied van de splitruiter lijkt iedereen er maar een gooi naar te doen terwijl Gerbrand Adriaensz. Bredero in zijn «Klucht vande Koe» ontegenzeggelijk een prostituee bedoelde.

      Ter complete verwarring hier nog een artikel uit het Overijsselsch Dagblad van 22 september 1930:
      Ter complete verwarring hier nog een artikel uit het Overijsselsch Dagblad van 22 september 1930.

      Met een vriendelijke taalkundige en etymologische groet ook namens de gehele redactie van Suzanne!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Ga naar de inhoud